Alle berichten van Bert Westenbrink

COP29: de dans om de klimaatfinanciering

Lukt het om een nieuw langetermijndoel voor internationale klimaatfinanciering vast te stellen? Het is de belangrijkste vraag op de COP29, de 29e Klimaatconferentie van de Verenigde Naties die in Baku, Azerbeidzjan wordt gehouden. “Het bereiken van een financieringsakkoord is essentieel om de doelen van het akkoord van Parijs te kunnen halen”, zegt beleidsadviseur klimaatfinanciering en wetenschapper Pieter Pauw.

De onderhandelingen over de internationale klimaatfinanciering, bekend als de New Collective Quantified Goal (NCQG), lopen al sinds 2021 toen de COP in Glasgow werd gehouden. “Die onderhandelingen verlopen ontzettend moeizaam”, zegt Pieter Pauw, beleidsadviseur klimaatfinanciering en internationaal klimaatbeleid en als assistent-professor verbonden aan de Universiteit Eindhoven. “Het ligt eigenlijk nog compleet open. Maar de druk is enorm. Niemand kan het zich permitteren om er niks uit te laten komen.

Het NCQG moet in de plaats komen van de huidige afspraak om 100 miljard dollar per jaar aan klimaatfinanciering te mobiliseren om ontwikkelingslanden te helpen bij mitigatie en adaptatie. De financieringsopgave, die in 2015 in het Klimaatakkoord van Parijs werd herbevestigd, ligt op het bord van de rijke industrielanden.

Ze doen er lang over om de financieringsafspraak na te komen. Pas in 2022 werd de doelstelling – 100 miljard dollar per jaar – gehaald. Dat wil zeggen, volgens ‘de meest optimistische schattingen’ die bepaald zijn aan de hand van eigen rapportages van industrielanden, schetst Pauw, die zijn toelichting geeft tijdens een speciale persmeeting over de COP29.

Werkelijke waarde
De berekening uit 2022 werd aangevochten door Oxfam Novib. De werkelijke waarde van de geleverde klimaatfinanciering betrof minder dan een derde van het gerapporteerde bedrag, stelde de hulporganisatie in een in 2023 gepubliceerd rapport. Slechts een kwart van de gerapporteerde publieke klimaatfinanciering werd verstrekt in de vorm van subsidies, stelde ze vast. “De rest bestaat voornamelijk uit leningen.” Wat de schuldencrisis in ontwikkelingslanden verergert, aldus de ngo.

Bovendien: 33 procent van de gerapporteerde publieke klimaatfinanciering was bestemd voor adaptatie, 59 procent voor mitigatie – dit terwijl de ontwikkelingslanden aangeven adaptatie veel belangrijker te vinden. Zij hebben 15 keer meer slachtoffers door natuurrampen als gevolg van de klimaatverandering dan ontwikkelde landen, en dragen nauwelijks bij aan de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen.

Eerlijke verdeling
In Baku moet er een nieuw akkoord komen over klimaatfinanciering. De inzet is een eerlijkere verdeling van de financiering, met meer focus op kwetsbare landen en een betere balans tussen mitigatie en adaptatie. Daar komt bij: zonder extra geld kunnen veel ontwikkelingslanden de ambities in hun nieuwe klimaatplannen niet verhogen, zegt Pauw. Deze Nationally Determined Contributions (NDC’s) moeten elke 5 jaar worden vernieuwd en in 2025 is het weer zover, dan dienen alle landen hun aangescherpte doelen in te dienen.

In de onderhandelingen over de NCQG geldt de 100 miljard dollar als bodem en moet het akkoord gebaseerd zijn op de werkelijke behoeften van ontwikkelingslanden, zegt Pauw. Die ‘needs’ bedragen volgens verschillende schattingen al heel gauw meer dan duizend miljard dollar per jaar, aldus de beleidsadviseur. “Dan gaat het over adaptatie, loss and damage en mitigatie.”

Wie gaat betalen?
Bij de nieuwe klimaatfinanciering gaat het bij het vraagstuk over eerlijke verdeling van de financiering om de simpele vraag: wie gaat er meebetalen? Pauw: “Niet verrassend dat de vraag uit de industrielanden komt. Die wijzen heel graag naar China, ook wel naar Saoedi-Arabië, misschien naar Israël, maar ook naar landen als Chili.”

Essentieel voor een nieuw akkoord is ook dat wordt afgesproken om nu echt serieus werk te maken van artikel 2.1(c) in het akkoord van Parijs. Naast mitigatie en adaptatie is het een van de drie langetermijndoelstellingen van het klimaatakkoord uit 2015. Het is een ‘ietwat ondergesneeuwd maar cruciaal onderdeel van het akkoord’, schetst Pauw.

Het artikel beoogt een structurele verandering van de wereldwijde financiering, in lijn met de klimaatdoelstellingen zoals afgesproken in Parijs. Het moet leiden tot nieuwe standaarden en richtlijnen voor duurzame financiering, zodat financiële stromen en investeringen primair gericht zijn op klimaatbestendige en koolstofarme ontwikkeling. Het betekent dat er een verschuiving in investeringen moet komen van fossiele brandstoffen en koolstofintensieve industrieën naar hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en andere ‘koolstofarme’ technologieën. In de praktijk komt er niet veel van terecht, zo wordt er nog volop geinvesteerd in fossiele energie.

‘Gewoon bizar’
Pauw: “Ik zie het als het grootste en het belangrijkste onderdeel van het klimaatfinancieringsdoel, dus alle financiële stromingen in lijn brengen met de doelen van het akkoord van Parijs. Er moet veel meer over nagedacht worden hoe je het geld in de goede richting duwt. Dat betekent minder naar fossiele energie, waarin voor het vierde jaar op rij weer méér wordt geïnvesteerd. Als je bedenkt dat inmiddels over de hele wereld of bijna de hele wereld, hernieuwbare energie gewoon de goedkoopste vorm van energie is en er in het globale noorden heel veel geld is dat zoekt naar goede investeringen, dan zou dat naar het zuiden moeten, en worden geïnvesteerd in bijvoorbeeld hernieuwbare energie. Maar we zien het gewoon niet gebeuren. Dat is gewoon bizar.”


LOSS AND DAMAGE: ‘CRUCIAAL OM SOLIDARITEIT TE TONEN’
Op de klimaatconferentie in Baku is optimaliseren van het zogeheten Loss and Damage Fund ook een belangrijk agendapunt, zegt Margaretha Wewerinke-Singh, universitair hoofddocent duurzaamheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Het fonds is vorig jaar operationeel geworden en is bedoeld om ontwikkelingslanden te compenseren voor verliezen en schade veroorzaakt door natuurrampen als gevolg van klimaatverandering. Vorig jaar werd tijdens de COP28 in Dubai zo’n 660 miljoen dollar in het fonds gestort, onder andere door de Verenigde Arabische Emiraten (100 miljoen dollar).

Pieter Pauw: “Veel mensen dachten toen wow, dat is toch ongelofelijk. Maar er ging ook meteen al een statistiek rond waaruit bleek dat die 660 miljoen dollar ongeveer evenveel is als wat de 5 best betaalde voetballers per jaar verdienen in de Saoedi-Arabische competitie. Wat toch wel heel duidelijk aangeeft dat we zowel publiek als privaat onze prioriteiten echt nog niet op orde hebben.”

Los daarvan, het nu beschikbaar gestelde bedrag staat niet in verhouding tot de schade die wordt verwacht door overstromingen, droogtes en hittegolven, die niet alleen in extremiteit maar ook in frequentie zullen toenemen en met name de ontwikkelingslanden hard zullen treffen.

“Volgens recente schattingen kunnen de kosten voor verlies en schade oplopen tot wel 671 miljard dollar per jaar tegen 2030. Als kwetsbare landen en gemeenschappen zelf deze kosten moeten dragen, zal dit leiden tot meer armoede, verlies van levens en levenskwaliteit, grootschalige ontheemding en migratie, en een verergering van sociale en economische ongelijkheden”, zegt Wewerinke-Singh.

In Baku zullen ontwikkelingslanden er op aandringen dat er veel meer geld beschikbaar komt voor het fonds om effectief te kunnen reageren op de toenemende verliezen en schade. “Het is een cruciaal moment om solidariteit te tonen met de landen die het hardst worden getroffen door klimaatverandering. Het falen om tot significante besluiten te komen zou niet alleen een moreel tekort zijn, maar ook leiden tot verdere escalatie van menselijke en economische kosten wereldwijd”, aldus Wewerinke-Singh.


‘HÉT MOMENT OM ADAPTATIE TE VERSNELLEN’
De klimaatconferentie in Baku is ook hét moment om vooruitgang op het gebied van klimaatadaptatie te evalueren, en actie te versnellen, zegt Marjolijn Haasnoot, hoogleraar klimaatadaptatie aan de Universiteit Utrecht en senior onderzoeker bij Deltares kennisinstituut op het gebied van water en bodem.

Haasnoot: “Veel landen hebben plannen voor verdere adaptatie. De schaal en uitvoering van adaptatie loopt echter achter bij de noodzaak van adaptatie.”

In Baku wordt verder onderhandeld over het ‘Global Goal on Adaptation’ (GGA) dat vorig jaar tijdens de klimaattop in Dubai is opgesteld. Het akkoord bevat doelen over waterschaarste, schoon drinkwater, weerbaarheid van steden, risk assessment, opstellen en implementatie van adaptatieplannen en invoering waarschuwingssysteem en klimaatinformatie-services.

“Het GGA-raamwerk bevat nog geen kwantificeerbare doelen en implementatiemiddelen, zoals financiering, techniek en capaciteitsopbouw. Tijdens COP29 wordt de voortgang op deze laatste punten besproken”, zegt Haasnoot.

Mental software is de crux

De titel van het Deltaprogramma 2025 – Naar een nieuwe balans in de leefomgeving: ruimte voor leven met water – leest als poëzie, zegt Lotte Jensen 26 september in het Amsterdamse debatcentrum De Balie. De literatuurwetenschapper en filosoof was gevraagd om met een gesproken column een intermezzo te verzorgen in het debat over de toekomst van Nederland en het waterbeheer met deltacommissaris Co Verdaas, die een week na Prinsjesdag zijn eerste Deltaprogramma toelicht voor een handvol toehoorders in hartje Amsterdam.

Jensen prijst het taalgebruik in het deltaprogramma. “Het is begrijpelijk en toegankelijk geschreven. Als je wilt dat de overheid communiceert, doe dat dan op deze manier.”

Maar ze zoomt in op de titel. Ze ontleedt drie versregels en ziet een spectaculaire koerswijziging in de laatste: ruimte voor leven met water. Niet meer strijden tegen, maar leven met water. Dat moeten we leren. “De hardware moet op orde zijn, dijken, watervoorzieningen en opvangplaatsen, maar, en dit is de crux, de mental software ook”, zegt Jensen.

Mental software? We moeten de burger mentaal klaarstomen voor een toekomst met extremen, zoals overstromingen, droogte en branden, legt Jensen uit. Onze mental software heeft nieuwe verhalen nodig – we moeten het waterbewustzijn vergroten, we moeten leren leven mét water.

De literatuurwetenschapper ziet in het scenario Meebewegen, een van de denkrichtingen die worden onderzocht om Nederland voor te bereiden op een toekomst met een versnelde zeespiegelstijging, ‘heel veel raakvlakken’ om ons waterbewustzijn klaar te maken voor de toekomst. En ‘Meebewegen’ moet níet worden versimpeld tot een massaverhuizing richting het oosten, zegt ze. “Integendeel, hybride meebewegen houdt in dat laag Nederland zo lang mogelijk bewoonbaar en leefbaar blijft en dat er grootschalig lokale maatregelen worden getroffen.”

Zo’n maatregel in het scenario Meebewegen is drijvend bouwen. U leest in H2O oktober dat er steeds meer aandacht komt voor deze innovatieve bouwmethode als klimaatbewust antwoord op ontwikkelingen als zeespiegelstijging, wateroverlast en bodemdaling. Tot dusver gaat het om kleinschalige projecten met hier en daar een pluk drijvende woningen. Een groep van adviesbureaus en organisaties doet nu met de gemeente Utrecht en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden onderzoek naar de drijvende stad als business case.

Is het de oplossing voor een klimaatbestendige toekomst? U leest: “Deze studie laat zien dat je moet insteken op een integrale ontwerpbenadering, constructieve uitvoerbaarheid en met een andere bril moet kijken naar financiële haalbaarheid.”

De echo van artikel 7 lid 3 

In de september uitgave van H2O leest u artikelen over nieuwe ontwikkelingen in het zuiveren van water. Drinkwaterbedrijf Oasen omarmt in Nieuw-Lekkerland en Kamerik de toekomst met One Step Reverse Osmose, NX Filtration maakt in de nieuwe membranenfabriek in Hengelo RO-water van precies 20, 55 en 78 graden voor het productieproces, op de rwzi in Weert draait de eerste mobiele versie van de Nereda-techniek en onder de paraplu van het Groeiplan Watertechnologie wordt een full scale test voorbereid met zelfstandig opererende afwaterzuiveringen die worden bestuurd met behulp van artificial intelligence. 

Deze opsomming schetst de stappen die waterzuiveraars zetten om het hoofd te bieden aan een reeks van opgaven en problemen, zoals de almaar vuiler wordende bronnen, watertekort door droogte, groeiende vraag naar drinkwater en steeds strengere waterkwaliteitsnormen. Maar ook spelen kwesties als krapte op de arbeidsmarkt, cybersecurity en duurzame opgaves om emissies (CO2) en energieverbruik te reduceren, grondstoffen terug te winnen en efficiënt te produceren om operationele kosten zo laag mogelijk te houden.

Ga er maar aan staan. Drinkwaterbedrijf Oasen neemt met One Stap Reverse Osmose, algoritmen, digital twins, IoT, AI en augmented reality de vlucht naar voren om onberispelijk drinkwater te kunnen blijven maken. Hoe indrukwekkend ook (en dat is het), deze inzet is tegengesteld aan wat er in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is afgesproken. In artikel 7 lid 3 van de richtlijn staat: “De lidstaten dragen zorg voor de nodige bescherming van de aangewezen waterlichamen met de bedoeling de achteruitgang van de kwaliteit daarvan te voorkomen, teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van drinkwater is vereist, te verlagen.”

KRW zegt: zorg dat de bron schoon is, dan kan de inspanning die nodig is om er drinkwater van te maken, verminderen. Neem maatregelen om verontreiniging te voorkomen of te beperken, bescherm de waterlichamen, stel bufferzones in. Kortom: regel het!

De praktijk is dat de bronnen almaar vuiler worden en dat drinkwaterbedrijven zich maximaal moeten inspannen om onberispelijk drinkwater te kunnen blijven maken. In de wereld van de waterschappen is het niet anders. Bij de toelichting op weer een miljoeneninvestering om een rioolwaterzuivering met een extra zuiveringsstap te wapenen tegen de vloed van medicijnresten, microplastics en forever chemicals in het afvalwater, klinkt steevast de bestuurlijke frustratie dat het probleem aan de bron moet worden aangepakt. “Wat er niet in zit, hoeft er ook niet uitgehaald te worden!”

Het is de echo van artikel 7 lid 3. Dat is niet waargemaakt. De milieuactieorganisatie Mobilisation for the Environment (MOB) heeft het artikel er inmiddels bij gepakt om de overheid aan te klagen voor de vervuiling van het drinkwater met per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS). In de MOB-brief aan het kabinet staat, zoals u kunt lezen op H2O online: “Hoe meer PFAS er in het oppervlaktewater aanwezig mag zijn, hoe hoger de zuiveringsinspanning van drinkwaterbedrijven, hetgeen strijdig is met de KRW”. 

De brief is de opmaat tot een juridische strijd op basis van artikel 7 lid 3.

VN heeft monitoring SDG 6 nog steeds niet op orde en dat gaat ons bezuren

Meer dan 4,4 miljard mensen in armere landen hebben geen toegang tot veilig drinkwater. Dat aantal is twee keer zo hoog als de schattingen die de Verenigde Naties aanhoudt. Dit blijkt uit onderzoek van Zwitserse en Amerikaanse wetenschappers dat is gepubliceerd in Science.

Wat het onderzoek vooral bloot legt is dat de monitoring waarmee de VN schoon drinkwater wereldwijd in kaart brengt, (nog steeds) tekortschiet. Dat is ontluisterend, want zo is er geen zicht op de voortgang in de aanpak om iedereen op deze aardbol in 2030 toegang te geven tot veilig drinkwater. U weet wel, no 6 van de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de VN die we in 2015 met z’n allen hebben afgesproken om van deze wereld een betere plek te maken.

We hebben volgens de afspraak in SDG 6 (schoon drinkwater en dito sanitatie) nog 6 jaar om 4,4 miljard mensen in eigen directe omgeving toegang te geven tot schoon drinkwater, vrij van E.coli, schadelijke chemische stoffen en andere narigheid.

Gaat het lukken? Als sombermans beantwoord ik de vraag niet. Ik wil u wel wijzen op een vraaggesprek dat ik in januari 2020 had met Kees van Leeuwen, toen nog Chief Science Officer bij onderzoeksinstituut KWR en hoogleraar Water Management and Urban Development aan de Universiteit Utrecht. Hij deed onderzoek naar de implementatie van SDG 6. Hij zei het klip en klaar: zonder goede diagnoses en adequate monitoring van de voortgang wordt de invoering van SDG 6 een ramp.

En die ramp zien we nu bevestigd in het hierboven genoemde onderzoek: diagnose en monitoring door de VN deugen niet. Het is met SDG 6 net als met de Kaderrichtlijn Water (examenjaar 2027): als het op invoering aankomt, gaat het mis. Geen commitment en geen adequaat bestuur (dat nauwgezet de voortgang monitort en korte metten maakt met partijen met tegengestelde belangen).

Dat gaat ons bezuren. Kees van Leeuwen zei het zo: “Als we aan SDG 6 geen handen en voeten geven de komende 30 jaar dan heeft dat een enorme impact op onze kwaliteit van leven. Punt. Dikke punt.”

U kunt het artikel over het Zwitsers/Amerikaanse onderzoek hier lezen:
https://lnkd.in/eZrRksMH
Het interview met Kees van Leeuwen vindt u hier:
https://lnkd.in/eTHknjzX

Nieuw kabinet: water is weer ‘een belang’

Nu het kabinet op het bordes heeft gestaan, ligt met het hoofdlijnenakkoord de blauwdruk voor het beleid de komende 4 jaar vast. Er kan worden geconcludeerd dat het klimaatbeleid niet door de shredder wordt gehaald, zoals PVV voor ogen had. Er wordt ‘stevig ingezet’ op klimaatadaptatie. Ruimte voor de Rivier wordt geactualiseerd en het Hoogwaterbeschermingsprogramma herijkt, blijkt uit het akkoord van PVV, VVD, NSC en BBB.

Dat is voor later, nu schuurt het met andere watervraagstukken. Zoals met de beleidsrichtlijn ‘water en bodem sturend’, het principe dat het natuurlijke bodem- en watersysteem leidend moeten zijn bij de ruimtelijke inrichting. Het wil nog niet echt vlotten met de implementatie. Op H2O online zegt Jan Jaap de Graeff, voorzitter van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, in een uitgebreid interview: “Op papier kan mooi worden gesproken over ‘water en bodem sturend’, maar je moet het toch wel doen. Dat bespeuren we niet altijd, zal ik maar een beetje vriendelijk zeggen.”

Wij zeggen het zo: op provinciaal niveau wordt niet serieus doorgepakt met de invoering. Dat blijkt uit de provinciale invulling van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In deze planprocessen moet de vertaalslag van water en bodem sturend worden gemaakt. Het haperde al, maar nu komt de trein tot stilstand. In Friesland hebben Gedeputeerde Staten, onder wie Femke Wiersma, nu BBB-minister van Landbouw, de ontwikkeling van het Friese programma landelijk gebied (FPLG) vorige maand ‘on hold’ gezet. Het hoofdlijnenakkoord zorgt voor te veel onzekerheid, schrijven GS.

Die onzekerheid is gevoed door het besluit van het beoogde kabinet om het Transitiefonds Landelijk Gebied en Natuur (24,3 miljard euro) te schrappen. Het is simpel: zonder geoormerkte middelen heeft het weinig zin om de plannen verder te ontwikkelen. Het transitiegeld wordt deels (5 miljard euro) doorgeschoven naar de begroting van het ministerie van Landbouw en daarmee krijgt het een andere bestemming, want op dat departement staat de komende jaren het ondernemersbelang van boer en tuinder centraal.

En dat boerenbelang staat op gespannen voet met beleid om water ruimte te geven of om waterkwaliteit te verbeteren, blijkt uit de door BBB geschreven landbouwparagraaf in het hoofdlijnenakkoord. Het nieuwe kabinet zet ‘alles op alles’ om de Nitraatrichtlijn aan te passen, de afbouw van de derogatie van tafel te krijgen, het areaal ‘nutriënten verontreinigde gebieden’ terug te dringen, de bufferstroken te verkleinen, de Natura 2000-gebieden te herijken en ‘hoogwaardige landbouwgrond’ te beschermen.

Met de boer aan het roer loopt de richtlijn ‘water en bodem sturend’ in het NPLG vast en is waterkwaliteit weer ‘een belang’ dat ondergeschikt is aan een goed renderende boerenpraktijk. Hoe hoog de nood ook is onder boeren, het is haast amoreel, want water is geen belang maar een basisvoorwaarde voor een leefbare samenleving. Of om het in de geest van het nieuwe kabinet te zeggen: verontreinigd water of afnemende biodiversiteit bedreigt de bestaanszekerheid, ook die van boeren en hun bedrijven.

Het einde van de Waddenzee

De Waddenzee is in last. Als de zeespiegel stijgt, verdrinken de wadplaten. Vanaf 2030 kunnen ze al gaan krimpen. Slecht nieuws voor foeragerende trekvogels, maar ook voor de waterveiligheid in Noord-Nederland, vertelt kustecoloog Katja Philippart in de april-uitgave van H2O.

Niet alleen de rijzende zee is een bedreiging, ook de oplopende watertemperatuur is schadelijk. Tijdens de zomers van 2018, 2019 en 2022 was het Waddenwater zo warm dat kokkels op grote schaal de geest gaven – opnieuw slecht nieuws voor de vogels die kokkels op het menu hebben. Nog een alarmbel: de zoetwaterafvoer naar de binnenzee is in de afgelopen decennia drastisch gedaald; de geleidelijke overgang van zoet naar zout valt weg. Nog eens: funest voor vogel en vis.

“Uiteraard wordt het me ook weleens zwaar te moede”, zegt Philippart. “Maar als wetenschappers hebben we de plicht om strijdvaardig te blijven, om tot de laatste snik te blijven zorgen voor de kennis die nodig is voor deugdelijke besluitvorming.”

Die besluitvorming is van nu (aanvoer zoet water) en later (zeespiegelstijging). Vorig najaar en dit voorjaar werd ons een kijkje in de keuken gegund door de makers van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. In een tussenbalans gaven ze in een tweeluik een schets hoe Nederland zich kan wapenen tegen de stijgende zeespiegel, zoals u kunt lezen op H2O online. Doel van de tussenrapporten: bestuurders en beslissers ervan doordringen dat nú rekening moet worden gehouden met ingrijpende maatregelen later.

We kunnen een zeespiegelstijging van 3 en zelfs 5 meter aan, was de boodschap. Tot 3 meter kunnen we opvangen met de huidige aanpak van dijkversterking, rivierverruiming, zandsuppletie en stormvloedkeringen. Als we te maken krijgen met een stijging van 5 meter moeten er ingrijpende systeemkeuzes worden gemaakt, met als belangrijk aandachtspunt hoe het water van de Rijn en Maas moet worden afgevoerd.

De vraag is: is het belang van de Waddenzee, wereldwijd uniek natuurgebied met grote geologische en ecologische waarden, goed geborgd als deze besluiten worden genomen? Het moment waarop het hemd nader is dan de rok en we voor onze waterveiligheid inzetten op technische oplossingen (dijken, dammen, keringen, pompen) om de zee buiten de deur te houden. “Dit leidt onherroepelijk tot het einde van de Waddenzee, omdat die dan wordt verzwolgen door de Noordzee”, zegt Philippart.

Om de belaagde Waddenzee (gaswinning, visserij) beter te beschermen moet ze eigen rechten krijgen, wordt alom beleden. In de Tweede Kamer werkt D66 aan een initiatiefwet, die ook van invloed zal zijn op de besluitvorming over de waterveiligheid. U leest in deze H2O: “In het wetsvoorstel willen we de Waddenzee instemmingsrecht geven op elk plan dat haar raakt. De Waddenzee mag ook een veto uitspreken.”

Hoogwater: we zijn weer bij de les

Indachtig de klassieker in waterschapsland ‘Geef ons heden ons dagelijks brood en af en toe een watersnood’, waren de hoogwaterweken rondom de jaarwisseling een zegen. De opeenvolgende stormen, aanhoudende regenval, afvoerpieken en hoge waterpeilen drukten ons opnieuw met de neus op de feiten: extreem weer wordt het nieuwe normaal. 

Maar het was geen watersnood, ook al waren waterbeheerders dag en nacht in touw, stroomden uiterwaarden en waterbergingen vol, liepen kades en kelders onder, was wateroverlast hot topic op social media en ging de pers vol op het orgel – de ‘gehypete watercrisis’ was gewoon een geslaagde stresstest, leest u in de H2O-uitgave van februari. 

De waterafvoeren waren hoog, maar niet extreem. In Nederland was nergens de waterveiligheid in het geding, hoewel de druk op het watersysteem niet veel langer had moeten duren, zei deltacommissaris Co Verdaas in een overleg met de Tweede Kamer. 

In Duitsland, Frankrijk, België, Denemarken, Ierland en Engeland waren de ervaringen wel anders. Overal was sprake van overlast en schade. Het regende codes geel en rood, verzadigde dijken werden versterkt met onnoemelijk veel zandzakken en daar waar het water stedelijk gebied binnenstroomde, werden bewoners geëvacueerd. In Pas-de-Calais, Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen weten ze na de hoogwaterweken: we hebben de boel niet op orde.

Ook bij ons zijn lessen geleerd. Op drift geraakte bevers zijn een bron van zorg. Hoe hou je die dijkgravers in de smiezen als het water stijgt? Door de verzadiging van de bodem voerden zijrivieren onverwacht veel water aan in de IJssel en dat is een leer voor de volgende keer. Met de overlaat Bosscherveld langs de Maas ging het opnieuw mis: zit er een fout in het ontwerp?

In het IJsselmeergebied stonden de waterpeilen ongekend hoog, omdat spuien niet ging door het opgezweepte water in de Waddenzee. De reusachtige pompen die Rijkswaterstaat eind april plaatst in het nieuwe gemaal bij Den Oever om water af te voeren uit het IJsselmeer komen dan ook niks te vroeg. Sterker: ze hadden tijdens de afgelopen hoogwaterweken hun dienst al kunnen bewijzen. Ze waren zeker ingezet, laat Rijkswaterstaat weten.

Maar het gemaal in de Afsluitdijk komt pas in 2026 in bedrijf. Dan hebben we alweer de nodige extreme weersomstandigheden achter de rug. Zoals komende zomer als het weer lang droog is, de natuur verdort en we ons afvragen waarom het opnieuw niet gelukt is om voldoende water vast te houden, zelfs niet na een winter met extreem veel neerslag.

Klimaatbeleid verliest in verkiezingsjaar prioriteit

In de Tweede Kamer is nu een partij de grootste die de klimaatparagraaf in haar verkiezingsprogramma als volgt begint: “Al tientallen jaren worden we bang gemaakt voor klimaatverandering. Hoewel de voorspelde rampscenario’s – over de wereld die zou vergaan – door de jaren heen steeds extremer werden, is geen daarvan ooit uitgekomen.” En: “De Klimaatwet, het Klimaatakkoord en alle andere klimaatmaatregelen gaan direct door de shredder.” Het moet ook afgelopen zijn met die ‘hysterische reductie’ van CO2, schrijft de PVV.

Gooi het in de blender en er komt een lauw en lafjes klimaatbeleid uit dat de komende 4 jaar wordt geserveerd – minder vergaand dan de PVV-klimaatparagraaf, maar tegengesteld aan de scenario’s in de klimaatrapporten die een steeds rodere kleur aannemen.

Zo verliest het thema klimaatverandering in 2023, het jaar van de provinciale, waterschaps- én landelijke verkiezingen, zijn prioriteit in bestuurlijk Nederland. In álle besturen (waterschappen, provincies, Eerste en Tweede Kamer) zitten partijen (BBB, PVV) aan het stuur die op de rem trappen, gemandateerd door op drift geraakte kiezers die zich verzetten tegen snelle veranderingen in hun omgeving en dagelijkse bestaan.

Een serieus te nemen signaal, maar feit is dat de klimaatverandering doorgaat. In de december-uitgave van H2O leest u het interview met KNMI-directeur Maarten van Aalst. Zijn meteorologisch instituut leverde in oktober de nieuwe klimaatscenario’s voor Nederland af. De boodschap die uitgaat van die scenario’s is dat Nederland zich maar beter kan voorbereiden op de weersextremen die komen gaan. Van Aalst: “De onzekerheden nemen toe.”

De tussenbalans van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging die vorige maand op het Deltacongres in Groningen werd gepresenteerd, had een soortgelijke boodschap, zoals u kunt lezen op H2O online: Nederland beschermen tegen de zeespiegelstijging vraagt ‘een blijvend grote inspanning en aanpassing in het ruimtegebruik’ – en daar moet nu rekening mee worden gehouden bij de ruimtelijk herinrichting van Nederland.

Keren we terug naar de klimaatparagraaf in het verkiezingsprogramma van de PVV en daarin staat na de tirade over het klimaatbeleid ook dat de partij van Geert Wilders extra geld wil investeren in dijkversterking en Ruimte voor de Rivier. “Bij veranderende omstandigheden passen we ons aan. Dat doen we door verstandig waterbeheer.”

Waarvan akte.

De KRW-impuls van Harbers: too little, too late

Terwijl de ene crisis (stikstof) zich voortsleept, dient de volgende zich alweer aan: waterkwaliteit. In de media klinkt aanzwellende ketelmuziek over het naderende echec. Even voor de duidelijkheid: het is géén nieuws. Het failliet van het waterkwaliteitsbeleid wordt in kennerskringen al jaren aangekondigd: in 2027, het examenjaar van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), gaan we nat.

Aquatisch bioloog Lisette de Senerpont Domis zei in september 2021 tegen H2O: ‘Waterkwaliteit? Ik zie een nieuwe milieucrisis aankomen’. We zijn anderhalf jaar verder. Nu benaderen we haar voor een reactie op de door IenW-minister Mark Harbers aangekondigde impuls om de doelen van de Kaderrichtlijn Water tóch te halen.

We vragen: “Stel, u zit met Harbers aan tafel. Wat gaat u hem adviseren?” Ze antwoordt: Eén: meer gerichte systeemanalyses. Twee: meer inzet op effectmonitoring. Drie: focus leggen op stikstof, fosfaat en gewasbeschermingsmiddelen. Vier: financiële en juridische prikkels.

De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) stelt in het deze maand gepubliceerde advies ‘Goed water goed geregeld’ dat met de huidige aanpak de KRW-doelen niet worden gehaald. De raad ziet drie factoren als oorzaak: een gebrek aan urgentiebesef, een te grote vrijblijvendheid bij de keuze voor en het gebruik van beschikbare beleidsinstrumenten en een gebrekkige invulling en uitvoering van taken en verantwoordelijkheden.

Tel het allemaal op en het is een dikke, dikke onvoldoende voor het KRW-beleid. Minister Harbers zag die bui kennelijk al hangen, getuige de impulsbrief die hij eind maart naar de Tweede Kamer stuurde. Daarin schrijft hij dat de komende jaren cruciaal zijn en het belangrijk is extra stappen te zetten om de KRW-doelen te halen.

Dat gaat hij doen. Er komt een actieprogramma. Handig van de bewindsman, want nu komt het Rli-advies hem goed van pas: het biedt ‘waardevolle handvatten voor de extra inspanningen’ die hij wil doen om de Europese waterkwaliteitseisen wél te halen.

De vraag is in hoeverre het Rli-advies gaat doorklinken in het impulsprogramma van Harbers. In ‘Goed water goed geregeld’ staat: “Problemen die dringend moeten worden aangepakt betreffen de hydromorfologie (rivierdynamiek, oeverkenmerken en dergelijke), de concentraties van nutriënten en chemische stoffen in het grond- en oppervlaktewater, en het tekort aan water in droge perioden.”

Vooralsnog zet Harbers in op herstel van de beekdalen, extra inspanningen om vervuiling door chemische stoffen aan te pakken, verankering KRW-doelen in regelgeving en periodiek overleg met de sector om de voortgang te bespreken.

Gaat het genoeg zijn? Het impulsprogramma komt eraan, maar de opgave (vermesting, vervuiling, verdroging) is groot. In antwoord op de vraag ‘Denkt u dat ‘2027’ überhaupt nog haalbaar is?’, zegt De Senerpont Domis in deze H2O: “Eerlijk is eerlijk, het is een heel complex probleem.”

U voelt ‘m aankomen: de impuls van Harbers wordt een gevalletje ‘too little, too late’.

Teveel en te weinig

Nog even gecheckt en ja hoor, voorin, op bladzijde vier van de ongenummerde pagina’s staat:

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Ik ben altijd onder de indruk van waarschuwingen, zelfs als de sancties me niet duidelijk zijn. Ik weeg de straf niet eens af, ik ben een brave man, ik kleur binnen de lijntjes, ik ben democraat. Toch ga ik me hier schuldig maken aan het verboden vermenigvuldigen (ik denk niet aan uitgevers), niet als daad van verzet, maar om de enkeling die dit leest deelgenoot te maken. Het is te mooi om verborgen te blijven in een boek:

Mijn opvattingen over schrijven zijn eenvoudig: zorg dat je laconiek bent (schrijven is niet heel bijzonder), ga zitten en schrijf op waar je zin in hebt, kijk niet om, verbeter niets, denk niet aan lezers. Ik heb natuurlijk makkelijk praten, ik schrijf kleine stukjes, er kan niet veel fout gaan. Maar ik kan toch geen smetteloos stukje schrijven, altijd verstopt zich een foutje in het gewas (een t teveel, een t te weinig) en al loop je er tien keer langs, het houdt zich stil. Verder heb ik geen mening over schrijven.

Was getekend, A.L. Snijders (Vijf bijlen, 2e druk, pag 203, Russische boer).

Welnu, toch wel gek: teveel en te weinig in één zin. Ik raak een beetje in de war, aan elkaar of niet? Uit Onze Taal:

Een ezelsbruggetje: als je in plaats van te veel ook te weinig op dezelfde plaats in de zin kunt gebruiken (‘Hij heeft te weinig taart gegeten’), komt er een spatie na te. Een ander ezelsbruggetje: als je te kunt weglaten zonder dat de zin ongrammaticaal wordt (‘Werk jij niet veel?’), komt er een spatie na te.

Er zit een foutje in het gewas van de Russische boer, maar dat houden we stil. Ja, loopt u maar gewoon door. Niets te zien hier.